Schmidthamermetingen

Er zijn verschillende methodes beschikbaar om inzicht te verkrijgen in de druksterkte van beton. De meest gebruikelijke en nauwkeurige methode betreft het in de drukbank beproeven van vervaardigde kubussen of geboorde betonkernen. Echter, in sommige gevallen is het boren van betonkernen onwenselijk of slechts in beperkte mate mogelijk. Voor deze situaties kan worden overwogen (als aanvulling) een niet-destructieve methode in te zetten voor het bepalen van de druksterkte.

Druksterkte beton bepalen op niet-destructieve wijze

Met behulp van een Schmidthamer, ook wel bekend als terugslaghamer, kan op niet-destructieve wijze een indicatie worden gegeven van de druksterkte. Dit meetapparaat meet de oppervlaktehardheid van het beton, dat in verband staat met de druksterkte. Deze hardheid wordt gemeten middels het bepalen van de terugslagwaarde. Terugslaghamers zijn er zowel in analoge als digitale vorm. Voor lichtgewicht beton is een speciale uitvoering beschikbaar.

De metingen worden uitgevoerd overeenkomstig NEN-EN 12504-2 (Let op: te beproeven onderdelen dienen minimaal 100 mm dik te zijn bij een reguliere Schmidthamer). Vervolgens wordt aan de hand van negen terugslagwaarden (zogenaamde R-waarde bij analoge modellen, bij digitale Schmidthamers een Q-waarde ) de mediaan bepaald en kan uit een door de fabrikant bijgeleverde correlatiegrafiek rechtstreeks de bijbehorende fictieve kubusdruksterkte in N/mm² afgelezen worden.

We spreken over een indicatie omdat deze meetmethode slechts een beperkt beeld oplevert van het beoordeelde betonoppervlak. Terugslaghamermetingen zijn namelijk zeer gevoelig voor de lokale condities van het beton(oppervlak) ter plaatse van de meetlocatie. De meetresultaten kunnen zowel in positieve als negatieve zin worden beïnvloed door factoren als oppervlakteruwheid, type toeslagmateriaal, mate van waterverzadiging en carbonatatie, kwaliteit van de nabehandeling en stijfheid-sterkte verhouding. De bepaling beperkt zich daarnaast in principe tot de buitenste 20 mm die vaak, zeker in de loop van de tijd, van een mindere kwaliteit is dan de kern van een constructieonderdeel.

Ook is het voor het verkrijgen van reële meetwaarden belangrijk het meetinstrument frequent te kalibreren en dat gebruikgemaakt wordt van een representatieve correlatiegrafiek. Er bestaat géén uniform bruikbare correlatiegrafiek. Alle belangrijke normen bevelen aan per betonconstructie een correlatiegrafiek te ontwikkelen aan de hand van een combinatie van drukproeven en terugslaghamermetingen. De bij de meetinstrumenten behorende correlatiegrafieken, welke zijn opgesteld door de fabrikanten zelf, zullen slechts tot een beperkt nauwkeurige benadering van de karakteristieke kubusdruksterkte leiden.

Voor het ondervangen van voornoemde factoren, welke met name voor bestaande betonconstructies veelal onbekend zijn, en het gebruik van een uniforme correlatiegrafiek, dient voor de bepaling van de “gereduceerde kubusdruksterkte” de fictieve kubusdruksterkte te worden gereduceerd met een factor 2/3. De gereduceerde kubusdruksterkte betreft een veilige benadering van de karakteristieke kubusdruksterkte fck,cube waarmee gerekend mag worden.

Het uitvoeren van terugslaghamermetingen op bestaande betonconstructies is dan ook uitsluitend bedoeld voor het op niet-destructieve wijze verkrijgen van een indicatie van de kubusdruksterkte. De werkelijke kubusdruksterkte is mogelijk lager (of hoger) dan de kubusdruksterkte die op basis van de resultaten van de terugslaghamermetingen is vastgesteld.

Indien meer zekerheid is gewenst met betrekking tot de werkelijke druksterkte adviseren wij in basis altijd betonkernen te (laten) boren. Van deze proefstukken kan dan vervolgens de druksterkte worden bepaald conform NEN-EN 12390-3.